Friday, November 18, 2005

Sprookje

Er was eens, niet zo heel lang geleden, een arme tuinier die werkte in een groot kasteel. Hij werkte heel de dag in de tuinen van de koninklijke familie, en 's avonds zat hij rustig bij zijn vrienden in het kleine zijgebouwtje aan de stallen. De koning en zijn gevolg zag hij enkel uit de verte, of wanneer hij een paard moest klaarmaken wanneer iemand van de koninklijke familie een ritje rond het grote domein wilde maken.
Soms zag hij door de ramen van het paleis hoe daarbinnen grote feesten met veel gedistingeerde gasten werden gehouden, en heel soms verlangde hij om eens zo'n feest te kunnen bijwonen, maar dan ging hij meestal snel terug naar de stallen, waar hij een kaartje legde met zijn vrienden en collega's, en waar ze praatten over vanalles en nog wat... en dan vergat hij al snel de grote feesten en de rijke bankets die hij miste. Kortom, de tuinier was best wel gelukkig met zijn plaats in de wereld, en met zijn haast onzichtbare werkgevers.

Op een dag werd zijn wereld echter ondersteboven gekeerd, toen hij tijdens het snoeien van de rozen opeens zacht op zijn schouder werd getikt. Toen hij zich omdraaide, verwachtend één van zijn collega's te zien, schrok hij zich een ongeluk. Voor hem stond een jonge edeldame, met enorme blauwe ogen en halflang donkerbruin haar. Ze was enorm mooi, elegant, en ondanks het feit dat ze veel kleiner was dan de tuinier voelde deze zich toch enorm overweldigd door haar verschijning. Haastig boog hij zijn hoofd, en mompelde hij iets dat 'hoe kan ik helpen, uwe hoogheid?' of iets dergelijks moest voorstellen.
De prinses, want dat was ze, lachte tinkelend, en gebaarde de tuinier dat hij haar moest aankijken. De tuinier gehoorzaamde, ookal maakte de blik van de prinses hem onzekerderd dan hij zich ooit had gevoeld. Hij was nooit eerder aangesproken geweest door iemand uit het paleis, laat staan door een prinses, en hij wist bepaald niet hoe hij zich moest gedragen.
De prinses bleek echter over geen enkele vorm van scrupules te beschikken, en vroeg hem rechtuit maar beleefd of hij haar een rondleiding door de grote tuinen rond het paleis wilde geven. En natuurlijk deed de tuinier wat hem werd opgedragen. Hij toonde haar alle kleine verborgen kantjes aan de tuinen, gaf uitleg over alle planten en bloemen die ze tegenkwamen, en vergat al snel dat hij met een prinses aan het rondwandelen was. De prinses vertelde op haar beurt over haar leven in het paleis, even ontspannen als was ze tegen een goede vriendin aan het praten. Zo vloog de tijd voorbij, en uiteindelijk vertrok de prinses terug naar het paleis, na afscheid genomen te hebben van de tuinier met een kus op zijn wang, een kus die de tuinier nog vele dagen daarna bleef voelen.

Tegen alle verwachtingen van de stomverbaasde tuinier in bleef de prinses in de weken en maanden daarna de tuin bezoeken, en telkens opnieuw voelde hij die lichte tik op zijn schouder, waarna ze de rest van de dag gewoon rondwandelden en praatten, uren aan een stuk. En telkens vertrok de prinses weer naar haar familie en gelijken in het paleis, de tuinier achterlatend met een verward gevoel dat maar zelden helemaal verdween. Waarom bleef ze naar hem toe komen, en vooral, waarom leek het allemaal zo vanzelfsprekend wanneer ze samen waren? Waarom vertelden ze al hun frustraties, geheimen en diepste gevoelens tegen elkaar, zonder ook maar een moment stil te staan bij hoe verschillend ze wel waren? Waarom had de tuinier het gevoel dat de prinses langzaam maar zeker aan het uitgroeien was tot de beste vriendin die hij ooit gehad had?

Uiteindelijk leerde de tuinier te aanvaarden dat de prinses geen ene moer gaf om de verschillende werelden waar ze in leefden, en leerde hij dat het leven aan het hof helemaal niet zo glamoureus was als hij het zich had ingebeeld. Meer zelfs, het was praktisch identiek aan zijn eigen leven, alleen speelde het zich volledig buiten zijn wereld af. En hoewel dit hem soms pijn deed, omdat hij ergens nog steeds deel wilde uitmaken van die andere wereld, wist hij diep in zijn binnenste dat hij eigenlijk al het beste van die wereld had leren kennen, in de vorm van de prinses.

Zo gingen er een jaar of drie voorbij. De prinses en de tuinier veranderden allebei, werden beiden volwassen, maar ze bleven elkaar zien en ze bleven urenlang praten over hun wedervaren.
Tot op een dag de prinses niet meer de tuin in kwam. De tuinier wachtte geduldig, wachtte weken, maanden... maar de prinses liet niets van zich horen.
Toen ze uiteindelijk dan toch weer opdaagde, toen de tuinier al stilaan de hoop had opgegeven haar nog te zien, was ze een volledig ander meisje geworden dan hetgene dat de tuinier zo goed had leren kennen. Ze sprak hem kort en droevig toe, en vertelde dat de koning zwaar ziek was en heel de koninklijke familie in de moeilijkheden zat. De tuinier, die uiteraard zwaar was aangedaan van dit nieuws, probeerde het er met haar over te hebben, zoals hij al zo vaak had gedaan. Maar de prinses zei alleen maar dat ze hem niet wilde lastig vallen met dit probleem, en na een haastig afscheid vertrok ze weer naar het kasteel.

De tuinier bleef stomverbaasd, gelaten en heel triest achter. Waarom wilde ze opeens niet meer met hem praten? Waarom sloot ze opeens, na al die jaren en al die lange gesprekken, haar problemen en haar wereld voor hem af?
Toen ze na een paar weken nog eens heel even in de tuin verscheen, merkte hij dat ze ergens wel wilde vertellen, maar dat ze niet verder kwam dan wat oppervlakkige verhalen. Toen hij vroeg naar de situatie in haar familie, herhaalde ze dat ze hem er niet mee wilde lastig vallen. Ze beloofde hem dat ze weer met hem zou komen praten zoals vroeger, dat hij zich geen zorgen hoefde maken.
Maar de tuinier voelde dat er iets tussen hen was gebroken, dat wat ze ook hadden gehad er simpelweg niet meer was. Ze waren voor het eerst sinds ze elkaar hadden leren kennen écht prinses en tuinier.
En toen ze met een halfhartige kus afscheid namen, wist de tuinier ergens diep in zijn binnenste dat hij haar niet meer terug zou zien.

6 comments:

bosduif said...

En nu vraag ik me echt af waarom je dit schrijft.

Antwoorden mag, maar hoeft niet.

Father Fritz said...

Sjah... Zoals ik zei, het is min of meer autobiografisch. Misschien leg ik het je donderdag wel uit, het echte sprookje is nog veel minder mooi.

bosduif said...

Alvast een hele stevige knuffel. Die mag je later opeisen.

Iradonian said...

Ik hoop dat het niet betekent wat ik denk dat het betekent :(

Father Fritz said...

Waarschijnlijk niet, Arne. Alleszins, als je denkt dat het over mij en Kristel gaat (alles nog méér dan oké op dat front :))
Soit, ik leg het nog wel es uit...

Iradonian said...

oef...

je mag het me dan zeker nog wel eens uitleggen.
Het is alleszins heel mooi geschreven. Daarmee denk ik dat ik die indruk kreeg.